Mijn eerste indruk van Ivoorkust bestond vooral uit angst. Angst voor het verkeer, om precies te zijn. Toen mijn man me twee jaar geleden ophaalde van het Ivoriaanse vliegveld, sloeg de schrik me om het hart. Vanuit de passagiersstoel werd er in verschillende situaties hard gegild en gewaarschuwd (als in: NEEEEE, PAS OPPPP!) – door ondergetekende. Paniek alom. Wát een chaos op de weg. Hier zou ik echt nóóit achter het stuur durven kruipen, dat wist ik wel zeker.
De angst werd alleen maar meer aangedikt toen enkele mede-expats me verzekerden dat zelf autorijden in Abidjan geen optie is. Veel te gevaarlijk. Ik had echt een privé-chauffeur nodig, anders zou het nooit goed komen. Of het uitmaakte dat ik al veel had gereden in andere derdewereldlanden met nog veel meer chaos op de weg? Nee hoor, hier was het echt het állerergst, zo werd me verteld. Ja, deze mensen hadden zelf ook wel eens in Zuid-Afrika rondgereden. Maar dat was niets vergeleken met hier. O-keeee..
Wôrô-wôrô
Ondanks deze slechte voorbeelden van mede-expats (Zuid-Afrika, kom op zeg) zat de angst er toch goed in. Transporttechnisch besloot ik daarom maar te beginnen met het gebruik van de lokale taxi. Beter bekend als wôrô-wôrô. De chauffeurs wisten vast wel raad met de verkeerssituatie in hun eigen stad. Bovendien zou ik de Ivoriaanse bevolking meteen steunen met mijn financiële bijdrage, ook al zij het een kleine. De wôrô bleek in eerste instantie de oplossing bij uitstek. Ik had goedkoop vervoer, kon vanaf de achterbank prima de stad verkennen en ik oefende meteen mijn Frans met de chauffeur.
Maar na een tijdje begonnen er een aantal kleinigheidjes te knagen. Zo vond ik het irritant worden om met mijn steeds dikker wordende buik (want ja, zwanger) het stuk naar de doorgaande weg in de hitte te moeten lopen, op zoek naar een taxi. Eenmaal in de taxi kwam ik vaak terecht op een klam, vies bankje. En met een beetje pech moest je ook je hele rit de deur goed tegenhouden, om te voorkomen dat deze open zou waaien. Daarbij heeft de wôrô-wôrô doorgaans geen airco maar ARKO*, wat resulteert in een constante stroom van Abidjanese uitlaatgassen in het gelaat. Fijn!
Spookrijden tussen de gbaka’s
Uiteraard zijn dit ongemakken waar ik niet over mag zeuren. Een gemiddelde Ivoriaan is allang blij als ze de luxe hebben om überhaupt een wôrô te kunnen betalen. Zij zitten zelf opgepropt in de lokale bus of gbaka (minibus). Welke al dan niet al in 1976 wegens total loss was afgeschreven door timmermanszaak ‘Het Zaagje’ in Breda. Ik kan je zeggen: dit wil jij nooit meemaken.
En dan al helemaal niet de rijstijl waarin deze bussen, wôrô-wôrô’s en gbaka’s zich voortbewegen. De keren dat mijn taxichauffeur heeft spookgereden of over een stoep vol voetgangers is gescheurd om zodoende tijd te besparen, zijn niet op één hand te tellen. Ook heb ik al eens een gbaka gezien die ‘m dwars door de brugreling had geknald en rechtstreeks in de laguna terecht was gekomen. Ik ging op zoek naar een alternatief voor het lokale publieke transport. En dan vooral voor mijn dagelijkse trip vanuit mijn werk terug naar huis.
Naast bovenstaande ongemakken, kon ik daar vaak niet eens een taxi krijgen omdat alles al vol zat. Mijn werk bevond zich in de haven, en het aanbod aan wôrô’s was daar rond einde werkdag: nihil. Nu wilde het geluk dat het bedrijf beschikte over personeelsbusjes. Eigenlijk bestemd voor de allerarmste fabrieksarbeiders, maar ook prima voor mij. Vond ik zelf. Ja, ik werd de eerste keren in dat busje vreemd aangekeken door collega’s. Ik ben blank, dus toch rijk? Waarom pakte ik niet een taxi? Of waarom had ik geen auto? De werkelijkheid was echter dat ik stage liep (want omscholen) en dus geen cent te makken had als ik niet op mijn mans zak wilde teren – wat ik toen heel erg in mijn hoofd had zitten. Enfin, deze personeelsbusjes zijn fantastisch als je het mij vraagt. Uitgerust met airconditioning, tropisch muziekje en vooral: een relatief veilige rijstijl! Zo kwam ik toch mooi weer onder ‘zelf rijden’ uit.
De file is ‘a way of life’
Nu sta je in Abidjan nogal eens in de file. Eigenlijk is je dagelijke woonwerkroute één grote file. Mijn man werkt op drie kilometer afstand vanaf ons huis, maar doet er grofweg een halfuur over om er te komen. Fietsen of lopen moet je hier niet willen. Gewoon lekker achteraan sluiten in de file en de auto laten rollen dus. En nu komen we op een punt wat als beginnend Abidjan-autorijder als eng wordt ervaren.
Het ‘rollen’ is even wennen. In Abidjan geldt de regel: survival of the fittest. Je auto moet altijd blijven rollen, wil je nog een beetje bijtijds op je bestemming arriveren. Als men een gaatje ziet waar de auto in past, proppe men hem erin. Het maakt daarbij niet uit dat het vaak een ontactische zet is waarbij je niet alleen jezelf klem rijdt, maar tegelijkertijd ook vijftig anderen. Dit komt niet ten goede aan het fileprobleem. En dat terwijl je ook tien seconden had kunnen wachten. Dan hadden alle verkeersstromen gewoon efficiënt over de wegen gevloeid. Maar nee, verwacht dit vooral niet in Abidjan. En het mooie is: uiteindelijk doe je er zelf nog aan mee ook. Want doe je het niet, dan sta je volgend jaar Kerstmis nog steeds op hetzelfde kruispunt te wachten.
Een ongeluk zit in een klein hoekje
Nu hoor ik je denken: zoveel files? Zijn die het gevolg van ongelukken door onstuimig rijgedrag? Nee en ja. Nee, omdat de files vooral worden veroorzaakt door te veel auto’s op een te klein oppervlak. Abidjan is een miljoenenstad en tegelijkertijd een mierennest. Rotterdam centrum staat ook altijd vast, om maar een voorbeeld te geven. En ja, omdat er inderdaad heel veel ongelukken gebeuren. Ik kom dagelijks de gekste variaties tegen. Maar ja, wat wil je als er officieel drie banen zijn bij het stoplicht maar je gaat er met vijf rijen dik staan. Om vervolgens allemaal een andere richting op te willen. Of als je spookrijdt omdat je geen zin hebt om achteraan in de file te gaan staan. Of omdat jij op het allerlaatste moment besloot dat je toch rechtsaf wilde gaan, en dus het stuur omgooide, zonder even over je schouder te kijken of er eventueel nog ‘iets’ aan kwam.
De ongelukken waar ik het nu over heb, zijn in principe maar kleine botsinkjes. In de stad rol je vaak niet harder dan vijftig kilometer per uur. Een botsing resulteert daarom vaak alleen maar in een deukje in je bumper. Maar naast deze kleinigheidjes zien we ook heftigere ongelukken voorbijkomen. Ik zeg dit met pijn in mijn hart, maar het gebeurt vaak zat dat er weer iemand uitgesmeerd op de straat ligt. Of dat er iemand met spoed van de straat wordt geplukt door de ambulance. Verschrikkelijk. En of dit nu komt omdat die persoon niet goed oplette bij het oversteken of omdat de autochauffeur roekeloos rondreed: dat zal om het even zijn. Duidelijk is ieder geval dat mijn angst om zelf la voiture te rijden in Abidjan vooral niet minder werd.
Op pad met Jim
Maar je voelt hem al aankomen: het moment van zelf sturen brak uiteindelijk toch aan. Op een zekere dag ging er een knop om in m’n hoofd. Ik bedacht me dat het veiliger zou zijn om zelf te rijden in plaats van bij een ongeduldige spookrijder in de taxi te stappen. Ik stapte achter het stuur van Stefans auto. In het begin nog wat onwennig, want het ‘Blíííííjven rollen, blíííííven rollen’-motto van Steef vond ik vrij spannend. Maar na eenmaal wat capriolen te hebben uitgehaald, manoeuvreerde ik de auto als een zonnetje door het chaotische verkeer. Compleet met ‘actief voorpiepen’ en hier en daar een klein spookritje (indien nodig).
Uiteindelijk heb ik zelfs een eigen auto aangeschaft: een Suzuki Jimny. Je zal je nu waarschijnlijk afvragen of dat wel handig is, zo’n klein autootje in de Abidjanese verkeerschaos. Ik zal je vertellen: het is extreem handig. Door het mini formaat past Jim vaak precies tussen twee filerijen door. Daarnaast beschikt ‘ie over vierwielaandrijving, waardoor ik tijdens de Ivoriaanse overstromingen gewoon door kan blijven rollen. En hij ziet er gewoon superschattig uit. Top ding. #nospon
Met z’n allen in de polonaise
Wat je in Abidjan vaak ziet, is dat er overheidsauto’s ‘in collonne’ voorbij rijden. In dat geval is er een hoge piet in het land die zo snel mogelijk van A naar B moet worden vervoerd. Deze persoon zit in een geblindeerde auto met de beste chauffeur van het land, en wordt ‘in een politiestoetje’ door het verkeer geloodst. Vaak rijdt er een motormuis voorop als aankondiging voor het verkeer, gevolgd door zo’n drie grote politiewagens met loeiende sirenes. Achter de auto met de hoge piet rijden ook nog een stuk of twee politiewagens met sirene.
Tijdens mijn stage bij de Nederlandse Ambassade heb ik zelf ook eens in zo’n collonetje gezeten. Er was namelijk een Nederlandse minister met delegatie op bezoek die een dag lang veilig en snel vervoerd moest worden. Je snapt: ik vond dit zeer interessant om mee te maken. Maar nog mooier vind ik het wanneer ‘normale’ auto’s gebruik maken van het stoetje. Nadat de weg is vrijgemaakt en de loeiende collone voorbij is geraast, heb je altijd een paar krakkemikkige autootjes of zelfs worra worra’s die, al knipperlichtend, in de slipstream van de collone meeracen. Alsof ze erbij horen. Geweldig! En ja, zelf ook wel eens gedaan uiteraard.
Pak dat stuur
Dus, heb ik nóóit achter het stuur durven kruipen in Abidjan, zoals ik in eerste instantie dacht? Welnee! Sterker nog, ik voel me nu een echte pro. Met de vlam in de pijp scheur in door de Abidjanese suburbs. Samen met Jim. Ik zou alle andere expats in Abidjan aanraden om ook zelf te gaan rijden. Behalve als je écht niet durft want dan wordt het gevaarlijk. Pak dan gewoon de wôrô. Maar waarschijnlijk is dit overbodige informatie en heb je allang je eigen auto met privé-chauffeur. 😉
Heb jij weer genoten van dit verhaal? Ben je helemaal up-to-date over het verkeer in Abidjan? Of wil je mij gewoon aanmoedigen om nog meer expatverhalen te schrijven? Klik dan op onderstaand hartje. Ik dank jullie hartelijk. Fijn weekend!
* ARKO = Alle Ramen Kunnen Open